english

Blog bij het tekenen van vijf portretten in opdracht van het Centraal Museum Utrecht.
 

Deel III:

Het oog van Joop Moesman

 

Wat gebeurt er achter het oog van Moesman

 

Joop Moesman woonde van 1940 tot 1967 aan de Oudegracht, op nummer 313bis. Ik kan het huis zien van waar ik woon, schuin aan de overkant. En elke dag als ik de Hamburgerbrug oversteek zie ik in het verlengde van de Haverstraat het gebouw van de Spoorwegen waar hij heeft gewerkt. Het is dus ook zeer goed mogelijk dat hij dagelijks dezelfde Haverstraat doorliep, om met het lood in zijn schoenen door te steken naar De ‘Inktpot’ in het Moreelsepark. Hij werkte daar voornamelijk aan het ontwerp van spoorboekjes en bijbehorende plattegrondjes van de spoorlijnen. Die werden nog met letterzetterij en in lood gegoten gedrukt. Volgens stiefzoon Felix was hij daar op zo'n werkdag ‘zo mee klaar’.

Zodra hij kans zag, in de lunchpauze en avonduren, schilderde hij. Daarnaast schnabbelde hij ook nog veelvuldig bij. Gekalligrafeerde oorkondes, reclameplaatjes voor in de bioscoop, met de hand vervaardigde bullen voor de tandartsen, hij liet zijn talenten in zijn diensten breed hangen.
Vandaar misschien dat hij relatief lang over zijn schilderijen deed, suggereert zijn stiefzoon Felix Visser.

Ik stel me zo voor dat hij in vele milieus kwam, maar in het bijzonder geïnteresseerd was in de gestudeerde klasse. Het feit dat hij zich niet kon ontwikkelen op een manier die bij zijn talenten paste moet hem enorm parten hebben gespeeld. Hij vormde zich wel een mening over van alles en nog wat, die hij niet onder stoelen of banken stak. En hij zat er bij die mening meestal veelal niet al te ver naast. Zijn studie naar Arabische Kalligrafie is ook opmerkelijk, nu nog ter inzage in de Universiteit van Utrecht. En zijn zelf ontworpen lettertype niet te vergeten: de Petronius. Ik stel me daar bij voor dat hij een soort erkenning wilde en zocht bij de hogere burgerij van de stad.

Dan is het natuurlijk extra wrang dat zijn schilderijen, met name die met naakten erin, bij de nogal stijve elite van Utrecht niet overal op genade kon rekenen. Het is een bekend verhaal dat zijn beroemdste doek: 'Het Gerucht', op het laatste moment op last van de burgemeester van de muur van het Centraal Museum is gehaald en veilig weggefietst door collega Theo van der Vathorst: men had het niet zo op naakt hier.
Zelf schertste Moesman overigens dat hij met Het Gerucht helemaal geen naakt schilderde: ‘dat is gewoon een mevrouw die op de fiets op zoek is naar haar strijkstok’. Hier lees ik uit dat men niet opgefokt moest doen over iets dat al eeuwen in de schilderkunst heel normaal was. Dat het in Utrecht geproduceerd en soms ook gesitueerd was maakte het de gegoede burgerij blijkbaar ineens heel moeilijk.

Alles bij elkaar: zijn baan bij de spoorwegen, het gebrek aan erkenning bij de gegoede burgerij, de steile preutsheid van de elite: het moet hem in toenemende mate een verongelijkt, verdrietig, boos, zo niet woedend mens hebben gemaakt.

Hoe het ook zij: wat Moesman in Utrecht zocht vond hij niet: integendeel.
Zodra hij met pensioen ging, in 1963, verhuisde hij dan ook naar het huis dat hij had laten bouwen in Tull en ‘t Waal. Weg uit die stad!

Volgens de verhalen was hij echter spoedig bijna ieder weekend wel terug in Utrecht te vinden: bij zijn vrienden, en in de sociëteit die hij mede oprichtte: De Luis. Een naam die zich niet moeilijk laat verklaren.

Maar nou komt het: in Tull en’t Waal heeft hij geen schilderij meer gemaakt dat een wezenlijke ontwikkeling in zijn oeuvre was, volgens de kenners. Anderen verzamelden zijn eerdere werk, iemand liet kopieën zien in Parijs bij mensen die in het Surrealisme waren geïnteresseerd, maar zijn nieuwe werk: het lijkt alsof hij met Utrecht ook zijn drive achter zich had gelaten.

Bijna iedereen die ik bevraag over de schilder omschrijft hem als: 'Een hork'. 'Boos'. Het rare is dat je dat eigenlijk nergens in zijn schilderijen terugziet. Althans: ik niet. Ik zie een vaak erotisch geladen fantasiewereld. Daarom lijkt het alsof hij in zijn atelier en schilderijen uit deze geestesgesteldheid vluchten kon. Of misschien zelfs deze boosheid transformeerde in de surrealistische voorstellingen.

Het portret

Dat zich achter deze nurkse ogen een geest schuilhield vol magische taferelen met scabreuze dan wel half verholen seksuele fantasieën maakt hem voor mij een interessante man om te tekenen. Dat er, althans volgens voorgenoemde kenners, weinig nieuws meer uit zijn brein en penseel kwam na zijn vlucht uit de stad is wat dat betreft voer voor psychologen.

De verdwijnende, boze spoorwegenman, met achter zijn ogen de erotische, surrealistische voorstellingen, die heb ik geprobeerd te tekenen.

Hij blijft voor mij in ieder geval een intrigerende man, die Moesman.

 

Kees Wennekendonk
Utrecht, 15 februari 2020

Mede mogelijk gemaakt dankzij financiering door de Vrienden van het Centraal Museum. Te zien tot 19 januari 2020 in het Centraal Museum Utrecht, naast mijn nieuwe portretten van Pyke Koch, Peter Vos, Joop Moesman en Gerrit Rietveld.
Expo 6, 1e etage.

 




De tranen van Eros

Momenteel is er een grote tentoonstelling over het werk van Moesman: 'De tranen van Eros' te zien in het Centraal Museum.
15 februari - 24 mei. Zie hier voor meer informatie...

Scabreus werk

Stelling: je kunt je eigenlijk geen goed oordeel van de persoon en kunstenaar Moesman vormen zonder de 'scabreuze' tekeningen van Moesman gezien te hebben. Deze zijn momenteel te zien in Kunstruimte Kuub , Pieterstraat 3 Utrecht.

 

Blogs 'De Grote Vijf'


terug naar boven